“U Hoort Nog Van Ons…”, 01.09.2000 – 08.10.2000, PCBK, Hasselt (BE)

U Hoort Nog Van Ons Uitnodiging Volledig 716x1024
U Hoort Nog Van Ons…, uitnodiging, vormgeving Sofie Moons

In 1999 studeerde ik af als licentiaat in de Kunstwetenschappen. Voor ik naar de universiteit trok, zat ik op het kunsthumaniora te Hasselt (P.H.I.K.O.) hetgeen waarlijk memorabele tijden waren. Een aantal van mijn oud-studiegenoten daar gingen verder naar de academie of bleven actief bezig met het maken van beeldende kunst, terwijl ik me op de unief verdiepte in kunstgeschiedenis en -theorie.

Als adolescenten aan dat humaniora te Hasselt bezochten we vaak het Provinciaal Centrum voor Beeldende Kunsten dat toen werd geleid door Piet Vanrobaeys en waar regelmatig knappe kunst te zien was – of niét te zien, zoals in het geval van de expo van Joëlle Tuerlinckx.

Als ik het mij goed herinner, was het overigens die tentoonstelling, “Dag en Nacht. MUSEUM OPEN 24/24”,  die Vanrobaeys een beetje de das omdeed. Tuerlinckx stelde de – lege – museumzalen dag en nacht open, zoals de titel aangaf. Bij de provincie Limburg vonden ze dat letterlijk en figuurlijk maar niks en blijkbaar was dat de doorslag: de intendant werd ontslagen.

Met mijn diploma net op zak, wilde ik graag doen waarvoor ik uiteindelijk aan die studie begonnen was en dat was tentoonstellingen maken en schrijven. En daar was dan het P.C.B.K. – dat momenteel trouwens het kunstencentrum Z33 is -, al enkele maanden leeg en verlaten. Ik trok mijn stoutste schoenen aan, had wat gesprekken met de juiste personen en voor ik het zelf goed besefte, had ik de goedkeuring om er een project te organiseren. Ik kreeg bovendien van de provincie een bescheiden buidel duiten ter beschikking om dit te realiseren.

Mijn uitgangspunt was erg simpel: ik wilde kunstenaars tonen met uiteenlopend werk die jong waren en uit Limburg kwamen. Die geografische afbakening lijkt me achteraf gezien geen fantastische vondst – grenzen zijn diffuus, kunstenaars trekken rond, studeren en werken op verschillende plekken en zo meer. Maar goed, daarmee had ik toch de provincie mee, ik kende in de kunstwereld op dat moment zelf voornamelijk jonge Limburgers en de situatie van de provincie had een zekere interessante eigenheid ten opzichte van de rest van het kunstenveld in Vlaanderen die men van buitenaf vooral negatief omschreef: afgelegenachtergesteldperifeer, en meer van dat soort termen.

Als titel koos ik “U hoort nog van ons…” Het is een uitdrukking die een jongeling dikwijls te horen krijgt na een sollicitatiegesprek en waarna twijfelend het kantoor wordt verlaten. In een culturele context gaat het er uiteraard anders aan toe: daar creëer je best zelf kansen. Met wat jeugdige hoogmoed wilden deze tien geselecteerde kunstenaars (en mij erbij gerekend) zichzelf aan de buitenwacht presenteren.

De organisatie van het project kan ik makkelijk romantiseren want het budget was klein maar het enthousiasme en toewijding om dit te doen slagen was reusachtig en hartverwarmend. Dat was zonder twijfel een belangrijk deel van het succes van de tentoonstelling.

In de grote benedenzaal installeerde Ives Maes een gigantische blow-up van een modelbouw treintunnel, maar dan zonder uitgang zodat het eerder een grot leek. Het was bovendien vleeskleurig en had overal toefjes haar, aldus refererend naar een groot vrouwelijk geslachtsorgaan. Rondom hingen grote schilderwerken van Sara Wilczak – doorwrochte drip paintings in vreemde, foute kleuren.

Ook nog op de benedenverdieping waren grafische werken te zien van Steve Reggers: bijzonder funky, speelse, kleurrijke tekeningen en prints.

Bij het oplopen van de trap kreeg de bezoeker grote foto’s van Bieke Vanduffel te zien: duoprints met onderwerpen uit de popcultuur op een sterke wijze gekadreerd en bij elkaar geplaatst. Luigi De Angelis presenteerde in een van de bovenzalen een prachtig, fotografisch eerbetoon aan zijn grootmoeder zonder haar zelf in beeld te brengen.

Wat verder had Filip Van Dingenen een waar pièce de résistance neergeplant: een grote video toonde een man in kostuum die de zee in wandelde, begeleid door een treurig muziekje. Daarvoor stond aan de ene zijde een grote, gebricoleerde stranduitkijkpost waaruit zeepbellen werden geblazen. Aan de andere kant stond een kitscherige fontein met een dolfijn die zowaar onophoudelijk rode wijn spoot.

Guy Creten toonde dan weer abstracte schilderingen op lichtbakken die wat rust in het geheel brachten. Sofie Moons, die ook de zeer mooie vormgeving van het project verzorgde, had een eigen zaaltje met grafisch werk.

In de grote ruimte daarlangs zat een grote, vleeskleurige Nijntje met wondjes en littekens die bovendien kon worden gedemonteerd en opnieuw in elkaar gezet middels velcrostrips – een werk van Philip Metten. Daarrond hingen prints van worstelaars in 8bit door graficus Martijn Vogelaers. Die karaktertjes kwamen ook terug in een videowerk.

Buitenbeentje Leo Auwers maakte tenslotte van alle deelnemende kunstenaars een integer portret – klassiek gefotografeerd, steeds in een setting die schitterend van compositie was maar ook een relativerende toets in zich droeg.

Gedurende de tentoonstelling vonden ook heel wat randevenementen plaats. Zo gaf het grafisch collectief DiAL een voordracht, was er een filmavond met prenten van jonge Limburgers zoals Toon Aerts en Brecht Cuppens, er was een optreden van de fijne guitaarbands Fence en Selleck, op een mooie zondagmiddag werd er een brunch gehouden op de gazons van het Begijnhof waar het P.C.B.K. gehuisvest was, er werd een rondetafelgesprek gehouden met enkele kunstenaars en belangrijke spelers uit het kunstenveld die voeling hadden met Limburg en om de expositie af te sluiten werd er een party gehouden in het nabij gelegen Café Café, verzorgd door Oase de Pleasure.

Scroll to Top