Tag: Tom Nys (Page 3 of 6)

Tentoonstellingsbespreking: “The Way of the Shovel: On the Archaeological Imaginary in Art” – Museum of Contemporary Art, Chicago, Ill. (US)

Het is nagenoeg twee jaar geleden dat Dieter Roelstraete het Antwerpse M HKA inruilde voor het Museum of Contemporary Art te Chicago, waar hij nu de post van Manilow Senior Curator bekleedt. Roelstraete (geb. 1972) studeerde filosofie te Gent, was auteur en later hoofdredacteur bij het gespecialiseerde blad AS/ Andere Sinema en werd in 2003 curator in het voornoemde M HKA. Zijn overstap naar het Amerikaanse instituut genereerde indertijd – terecht – behoorlijk wat persaandacht. Over hoe het de man verder verging in de V.S. hoorden we in België echter vrijwel niets. Daarom belicht ik hier Roelstraetes eerste, eigen tentoonstelling in het Museum of Contemporary Art, die nog tot een maand geleden te zien was.

De expositie, die was getiteld “The Way of the Shovel: On the Archaeological Imaginary in Art”, ging terug op een thematiek waarmee de curator zich al een poos bezig hield; hij publiceerde er in 2009 een essay over in E-Flux Journal en met “The Archeologists”in de Ursula Blickle Stiftung te Kraichtal, Duitsland, kreegde show in het MCA al een soort kleine pilot. In het voornoemde essay vertrok Roelstraete van de vaststelling dat aardig wat hedendaagse kunstenaars op één of andere manier een preoccupatie met historiografie delen. Hierbij staat herinnering centraal: een kunstwerk kan hetzij een onderwerp in herinnering brengen en het niet-vergeten stimuleren, hetzij over de herinnering (aan iets) als zodanig gaan.

Roelstraete ziet hiervoor verschillende redenen, zoals de maatschappelijke tendens om te leven in het nu, alsook een significante teruggang in geschiedkundige kennis bij vele mensen. Maar twee recente gebeurtenissen die de loop van de geschiedenis radicaal veranderden, zijn cruciaal in dit hernieuwde, historiografische denken van kunstenaars, namelijk de val van de Berlijnse muur in 1989 en de aanslagen van 9/11. Dat laatste keerpunt ontkende overigens meteen Francis Fukuyama’s gezwollen stelling dat de geschiedenis aan haar einde zou zijn gekomen. Door grote, al dan niet bescheiden verhalen uit het verleden te behandelen, zijn een aantal kunstenaars in staat om de doem der vergetelheid terug te dringen. Dat resulteert in het schrijven van Geschiedenis in het meervoud, met een kleine ‘g’.

Eén van de werkwijzen hiertoe is het graven (in ruime zin begrepen), een activiteit die rechtstreeks verwijst naar de archeologie. Daarenboven is het archeologische graafwerk een rijke metafoor voor het verwerven van kennis: wie curieus is, graaft in een universeel of persoonlijk verleden (geschiedkunde, archiefonderzoek of detectivewerk), in iemands onderbewuste (psychoanalyse) of in eender welk onderwerp (het “in de diepte gaan”). Zodoende werd het spitten het hoofdmotief van Roelstraetes tentoonstelling. Verder speelt een connotatie van schatten jagen mee, wat door het museum werd onderstreept door een originele aankondigingcampagne. Deze bestond uit grote affiches met een kraslaag zoals bij populaire kansspelen; voorbijgangers konden bijvoorbeeld aan de bushalte hun nieuwsgierigheid botvieren door wat te gaan krabben.

Nu is er uiteraard al wat (letterlijk) afgegraven in de recente kunstgeschiedenis, en dan vooral in de jaren 1960-1970, zoals door Walter De Maria, Dennis Oppenheim, Alice Aycock, Carl Andre, Michael Heizer en Robert Smithson. Zelfs Claes Oldenburg waagde zich aan het creëren van een kuil in het New Yorkse Central Park (1967). Maar een gegraven gat als negatieve ruimte, als antimonument of als geologische interventie valt haast volledig buiten het tentoonstellingsconcept en dus vielen dergelijke werken (of de documentatie ervan) niet te zien in het MCA. Robert Smithson is evenwel op een andere wijze aanwezig, met name als cultfiguur – volgens de curator opereerde Smithson overigens deels als kunstenaar, deels als archeoloog maar telkenmale als zoeker – van een nieuwe generatie kunstenaars, zoals merkbaar is aan een reenactment van Tony Tasset als de legendarische earth artist, aan “Wrong Way to Spiral Jetty” van de in Brussel werkende Canadees Zin Taylor of aan “Passaic Is Full of Holes” van Joachim Koester.

Maar helemaal aan het begin van de tentoonstelling trof de bezoeker documentatiemateriaal van het researchproject “Shifting Grounds: Block 21 & Chicago’s MCA” van Pamela Bannos, dat Roelstraetes ideeën via ampel invalshoeken benadert. Bannos’ onderzoek richtte zich op de historiek van het stuk land en het stadsgedeelte van Chicago waar zich momenteel het Museum of Contemporary Art situeert. Het bleek een hoogst fascinerend relaas, zelfs voor mensen van buiten de stadsregio.

In de eerste expositieruimte suggereerde een foto van Stan Douglas eveneens een archief – het ging immers om een beeld van het interieur van een tweedehands boekenwinkel in Vancouver. In deze context kon in dit beeld de dispositie van het materiële graafwerk naar een intellectuele variant worden gelezen. Door deze verschuiving verwerd deze setting in zekere zin tot een archeologische site. De eerder aangehaalde notie van het schatten jagen was hier zeker van toepassing – wie weet hoeveel gedrukte kostbaarheden Douglas en anderen hier al hebben gevonden?

Mark Dion, “Concerning the Dig” (2013). © de kunstenaar en Tanya Bonakdar Gallery, New York. Foto installatiezicht: Nathan Keay, © MCA Chicago.

Daartegenover staat dus het reële opdelven, wat in dezelfde zaal werd opgeroepen door “Concerning the Dig” (2013) van Mark Dion: een (re)constructie van wat men in een werkbarak van een archeologische site zou kunnen terugvinden: rekken vol gereedschap, schoppen, spades en houwelen, een bureau, een schap met boeken, een kapstok en zo meer. Cyprien Gaillard vertrok eveneens van graafinstrumenten; in zijn geval van een zwaarder kaliber. Zijn “What It Does To Your City” uit 2012 bestaat uit een reeks metalen ‘tanden’ van graafwerktuigen die in de Californische woestijn werden ingezet. Deze onderdelen werden statig in individuele, glazen vitrines op sokkels gepresenteerd, waardoor het overkomt alsof de instrumenten der archeologie – en daarmee de act en zelfs de discipline an sich – onderwerp zijn geworden van een paradigmatisch bedrijven van archeologie en zelf werden tentoongesteld.

Michael Rakowitz behandelde dit op een geheel andere wijze en wel door middel van een ingenieus geheel van tekeningen, een installatie met objecten en een geluidstrack. Centraal in zijn “The Invisible Enemy Should Not Exist” (2007) staat de archeologische vondst van de befaamde Isjtarpoort in Bagdad die ongeveer honderd jaar geleden naar het Pergamonmuseum te Berlijn werd verscheept. Enkele decennia later werd het bouwwerk gereconstrueerd in de Irakese hoofdstad. Dit gegeven wordt gecombineerd met het verhaal van archeoloog en amateur-rockmuzikant dr. Donny George. Hij is het bekendst als de voormalige directeur van het Nationaal Museum van Irak die na de Amerikaanse inval in Bagdad in 2003 ijverde voor het opsporen en restitueren van ongeveer 7000 kunstvoorwerpen die werden geroofd en verdwenen zijn gedurende die woelige maanden.

Michael Rakowitz, detail van “The Invisible Enemy Should Not Exist” (2007-heden). © de kunstenaar en Lombard Freid, New York. Foto installatiezicht: Nathan Keay, © MCA Chicago.

Naast de tekeningen was er dan ook een lange tafel te zien met daarop nabootsingen van verloren geraakte items uit het Irakese museum vervaardigd met afval uit Bagdad en krantenpapier waarop hier en daar berichtgeving omtrent de leegroof van het instituut te lezen viel. Ieder object kreeg een label mee met informatie over het origineel en over zijn verdwijning. De kunstenaar creëerde trouwens voor de momenteel in Museum M te Leuven lopende expositie “Ravage: Kunst en Cultuur in Tijden van Conflict” ook een replica van de Isjtarpoort in afvalmateriaal.

Ook Rakowitz’ installatie was in feite een knooppunt van heel wat inhoudelijke lijnen van het tentoonstellingsconcept. De museale display van archeologische artefacten is daar één van. Het museum is natuurlijk eveneens een vorm van archief – hoewel de eerder genoemde Robert Smithson het afdeed als een waar mausoleum. Onder meer ook de kunstwerken van Simon Starling en Jean-Luc Moulène in deze expositie gingen in op het archeologische object en de politiek van musea en collecties.

Een laatste categorie bracht kunstwerken samen die het spitten in het onderbewuste door middel van de psychoanalyse als motief hadden; een aardige anekdote daarbij is het feit dat Sigmund Freud zelf een verzamelaar was van antiquiteiten. Jammer genoeg was het net in dit gedeelte dat niet alle opgenomen keuzes diep genoeg onder het oppervlak gingen. Zo maakte Shellburne Thurber een reeks foto’s van interieurs van psychologenkabinetten – allen met de obligate bibliotheek en met her en der kleine kunstvoorwerpen.

Zoals geweten hield Roelstraete zich gedurende een lange periode hoofdzakelijk bezig met filmkunst en het verbaast daarom niet dat “The Way Of The Shovel” naast een filmprogramma best veel videowerken bevatte. Daarbij was onder andere het beklemmende “Lénine en Pensant” uit 2005 van de Belgische Sophie Nys waarin ze in vuil zwart-wit het hoofd van het grootste Lenin-beeld in de voormalige USSR filmde (in een gat in Oost-Siberië; dat hoofd was overigens het enige voltooide deel van het monument). Over deze beelden synchroniseerde ze een dialoog uit de jaren 1920 tussen Lenin en de vergeten communistische vrouwenrechtenactiviste Clara Zetkin.

“The Way Of The Shovel” was dus thematisch een erg overdadige tentoonstelling. Roelstraete deed een goede poging om toch een minimale afbakening te maken. De catalogus, die van een hoge kwaliteit is, helpt hierbij terdege en ook de ter plaatse beschikbare audiogids was erg waardevol. Maar door die redundantie omvatte de expositie al bij al ook bijzonder veel kunstwerken en hoewel ze subthematisch geordend en geinstalleerd waren, gaf dit een somptueuze impressie. Dat irriteerde soms lichtjes, temeer door de relatief beperkte grootte van de voorhanden ruimtes. Anderzijds paste dit weer in de opzet van graven, wroeten en zoeken in de massa.

Hoe dan ook bewees de Manilow Senior Curator dat hij in het MCA op zijn plaats is en ongetwijfeld nog meer in petto heeft voor de Windy City.

Tentoonstelling: “to traffic” – De Romaanse Poort, Leuven (B.)

Vandaag opende in De Romaanse Poort te Leuven “to traffic“, een tentoonstelling met werken van docenten van SLAC/ Academie Beeldende Kunst Leuven, in samenwerking met Expo Leuven. De coördinatie was in handen van Quinten Ingelaere, Beatrijs Albers en Annemie Verbeek. Voor deze expositie – die nog loopt tot 19 april 2014 – werd ik gevraagd om een begeleidende tekst te schrijven, die ik hierbij meegeef.

‘Vulcano’, (c) Leentje Vanharen

Onder het Engelse woord traffic wordt tegenwoordig in de eerste plaats verkeer als de continue flux van voetgangers en voertuigen over land, op zee of in de lucht verstaan. Het moet gezegd: alle systemen die daartoe werden ontwikkeld, zij het op spontane wijze of met een doordachte planning, vormen een overmatige, expansieve demonstratie van het menselijke kunnen. Niettemin werpt dit steeds meer gecompliceerde vraagstukken van allerhande aard op en wordt een onophoudelijke druk gecreëerd op de mens zelf en op zijn globale habitat.

Maar er is ook andersoortig verkeer, zoals van informatie en data. Een technomaatschappij als de onze voorzag hiertoe eveneens netwerken waar bestendige acceleratie en vermeerdering van opslagcapaciteit inherent zijn. Verder draagt het werkwoord to traffic nòg een betekenis in zich waaraan het Nederlandse zelfstandige naamwoord trafiek gerelateerd is, namelijk het economisch verkeer van goederen en zelfs van geobjectiveerde personen: handelswaar, edelmetaal, vrachtgoed, smokkelwaar, wapens, drugs, vluchtelingen, jonge seksslavinnen… Hoewel de connotatie oorspronkelijk neutraal was, wordt nu met het woord vooral een context van illegaliteit en criminaliteit gesuggereerd.

Enigszins geromantiseerd spoort dit met wat ik altijd als de meest ideale manier van het ervaren van een kunstwerk heb beschouwd: als een heimelijke ontmoeting gevolgd door een sluikse uitwisseling – zij het in beslotenheid of temidden van een mensenmassa. Zo’n verbintenis doet misschien wel wat denken aan een bezielde, verboden liefde; in een volstrekt exclusief verbond, ingebed in een omgeving vol symbolen en rituelen en inderdaad geregeld gepaard gaand met weerstand, wordt onderhands één en ander uitgewisseld. Geen enkele andere partij kan deze verstandhouding delen.

Dat wordt overigens verondersteld in een cultuurtheorie die wordt benoemd met de Angelsaksische alliteratie reader-response. Volgens deze leer wordt er steeds een individuele transactie aangegaan tussen de tekst of het kunstwerk aan de ene en de lezer of toeschouwer aan de andere kant. Die laatste brengt vanuit zijn of haar specifieke achtergrond impulsen aan die mee betekenis genereren in samenspraak met wat door het kunstwerk wordt aangeleverd. Het maakt dat er ultiem zoveel interpretaties zijn als lezers of toeschouwers en dat het voornaamwoord ‘ik’ in een tekst steeds opnieuw wordt vervolmaakt door iemand anders. “Je est un autre”.

En dat brengt ons bij Arthur Rimbaud, de negentiende-eeuwse recalcitrante dichter-ziener. Rimbaud was een vlot gebruiker van allerhande verkeersmiddelen, hij was immers een geroutineerde reiziger. Daarenboven verstrekte hij zijn publiek trips naar het onbestemde, bijvoorbeeld op een dronken schip, naar een droomwereld die een visionaire schrijftaal vereiste. Althans, totdat hij rond zijn eenentwintigste het schrijverschap opgaf en zijn magistrale oeuvre voleindigde, daarmee talloze ambitieuze tienerscribenten na hem tot absolute frustratie drijvend.

Wel, na die cesuur en nog een aantal omzwervingen over het Europese continent werd Rimbaud trafiqueur in Abessinië (het huidige Ethiopië), hoofdzakelijk via legale wijze in kwaliteitskoffie maar ook wel eens van wapens en roesmiddelen. Al in zijn prozagedicht ‘Solde’ uit zijn laatste bundel ‘Illuminations’ had de vermaledijde poëet werkelijk alles verkoopbaar gesteld, voortdurend “À vendre” roepend. Zelfs datgene dat in feite niet te verhandelen viel: van wilde wensen van de massa tot perfecte betoveringen alsook net die heerlijkheden en verderfelijkheden die hij zijn lezers altijd had willen van de hand doen. “l’Occasion, unique, de dégager nos sens!

Uiteraard leest iedereen er in wat hij of zij wil – van een met metaforen gekleurde autobiografische noot tot een marxistische aanklacht – maar wat mij betreft bevestigt ‘Solde’ op een cynisch-ironische toon de idee der transactie dat in kunst vervat zit. En met die aanname sluit ik dus mijn overeenkomst af met de tekst – we maakten een deal en realiseerden betekenis.

Review: Patrik Skoog – “Exit Earth”; Snuff Crew – “Behind The Masks”; Mendo – “Avalon”; Conforce – “Kinetic Image”

There was a time when dance music albums were simply a collection of four-to-the-floor tracks without much coherence, like two or three 12inches released in one package. However, for quite some time now a large amount of artists in the genre have crafted albums that are a consistent set of pieces, often with a thematic or at least a musical consistency and that are listenable in other places than a club too.

These days, mainly due to the emergence of the digital market and a change in the ways of music consumption, the album format has generally lost its importance to the single. One could easily expect dance music producers leaving the effort of creating an album and concentrate on a condensed output format. But this isn’t the case at all and the release of several interesting albums during these weeks confirms this point in a way.

Swedish producer living in Berlin Patrik Skoog just brought out his first album under his own name on Third Ear Recordings. The man’s long discography, starting at the end of the previous century, is a proof of his diligence and experience but until now, “Who Made Up The Rules” on Josh Wink’s Ovum Records (2011) was the only album on that list. It was released under his alias Agaric which he has been using most during the last years of his career so the fact that “Exit Earth” was done using his proper name is noteworthy.

Skoog now made use of a thematic approach: not only all track titles but also his sound palette reflect the topic of NASA’s two Voyager space travel projects in the 1970s. Of course the exploration of the cosmos is a classic techno idiom and possibly “Exit Earth” could have done without all this. On the other hand it neatly ties everything together conceptually.

The album contains slower, dreamlike tracks like “Inside Jupiter’s Eye” and the beautiful “Cluster 34”, dance floor material such as “Cygnus A” as well as some experimental parts as for instance “Voyager 1” or the closing “Radio Emissions”. Yet it never loses touch of its self-imposed running thread. Furthermore two specific characteristics stand out: firstly, the inherent emotive force of all tracks and secondly Skoog’s meticulous production technique and finishing which make “Exit Earth” a powerful whole.

In lots of ways the German duo Snuff Crew stands for (a certain) tradition and the continuation of it. Having always stressed the heavy impact and influence which 1980s Chicago house, acid house and early techno had on them, their output – be it as producers or as a live act – has continuously been an emulation of those genres. The fact that they keep their identity hidden is in this respect in line with a certain custom in the scene and the title they chose for their third album, released by BPitch Control, refers to this.

However, “Behind The Masks” is not a true revelatory affair per se. The real names of the creators aren’t mentioned in the sleeve notes and that these personas stand for a flaming passion for old school house and techno had already been made clear. However new is for instance an abundant use of piano parts and, more generally, a recurring song-based structure. Take for instance “New Life” which is an utterly sweet Balearic tune, poppy even, featuring a good vocal by Rachel Low and totally having the feel of early 1990s Ibiza hit material.

The appearance of several top contributors is another remarkable feat. Kim Ann Foxman stars in “Tearing Me Away” while Chicago house legend Tyree Cooper completely gets down on the hip house party blaster “Work It Out”. Last but not least, Venetian male diva Hard Ton demonstrates on the catchy “Let Me Be the One” that he is most certainly one of the best house vocalists of today’s scene. Apart from these tracks, Snuff Crew also included decent stylistic exercises in acid – “Bass!” – as well as in electro – “What Is Electro?”.

But while the twosome’s production resulted in an album that, all its imperfections aside, has a very polished sound it is exactly this cleanliness that can be bothersome. As Snuff Crew proclaims to search for the perfect jack and appraises rawness, it is a pity this isn’t expressed more on a recorded album like they seem to manage perfectly while playing live. Also, their quest sometimes brings into being a fairly generic type of house; it works but may lack a face. Masks or not.

Geneva-based David Mendo might not be a top name in house (yet), nonetheless he is a exceptionally skilled dj who has released a long list of 12inches, some on big labels such as Groove, Defected, Get Physical, Cadenza and Rekids. Now he presents his debut album entitled “Avalon” on his own Clarisse imprint. As Mendo is of Spanish descent, quite some of his influences, samples and rhythms are derived from Latin music. The combination with house has been tried and tested many times in the past and Mendo doesn’t really present us something radically new, yet the examples on this record testify that the concept still works, given that production is done properly.

Mendo shows he can take care of that. A piece like “Abstract” is a case in point: here, a good groove is accompanied by the melancholic Spanish vocals of Carla Krevey, an intense piano part, a well-placed guitar sample and some percussive sounds, creating a warm atmosphere. The mastery is definitely in the timing and in the auditory details which are a constant throughout the record. Some tracks give the impression of simplicity but after listening more often and/ or more closely their refinement becomes apparent.

Certainly, “Avalon” includes a few outstanding, restrained and balanced pieces such as “Libellule” and “Waterborne” but the Swiss also put in some floor bombs: “La Krika” and “Les Clochers de Belarus” are packaged as late-1990s deep house anthems and “Fever” is based on soulful but grooving disco. It is without doubt “Everybody Love” though that has the most explosive potential with its pure peak-time power and precision. But “Avalon” is all together a quality album which I certainly recommend.

Something quite different is the work of Boris Bunnik, known for his deep alternative techno as Conforce but also for his unremitting work ethic – which I don’t believe is because he’s from the northern Netherlands but more because he’s really passionate about producing. With “Kinetic Image”, his third album, he steers away from beat-driven and dance-inducing music and explores a domain of his musical realm that is darker and more subdued.

As Bunnik uses several artist names to distinguish between the different facets of his music, it is significant that he chose his Conforce moniker for this release on Delsin Records, perhaps indicating that he will take this part of his oeuvre into a new direction. Indeed, “Kinetic Image” isn’t a record you skip through, it demands complete immersion. Yes, it’s best to make time for it; most of us create a right setting and make accommodations for watching a movie so why not do something similar for certain music? I bet some people occasionally do and Conforce’s latest certainly asks for it.

During the trip he is offering, sounds are sparsely distributed along subterranean passageways. Once in a while wobbly and dubby patterns appear while high pitched bleeps are omnipresent. However sober the arrangement, it manages to evoke a thick cover; eccentric yet comforting. Conforce has created an all-encompassing experience in the form of a music album. It’s not fast and flashy, superfluous nor flimsy but it surely presents a treat for the mind.

 

Patrick Skoog – “Exit Earth” is out since October 25th

Track list:
1. Cluster 34
2. Saturnian Acid
3. Stereo/ Waves
4. Voyager 1
5. Voyager 2 (digital only)
6. Inside Jupiter’s Eye
7. Stay In Orbit
8. Time Won’t Come
9. Cygnus A (digital only)
10. Death Of A Pulsar
11. Radio Emissions

Snuff Crew – “Behind The Masks” is out since October 25th

Track list:
01. Lights
02. New Life feat. Rachel Row
03. Move Me
04. Let Me Be The One feat. Hard Ton
05. Jack My Heart
06. Tearing Me Away feat. Kim Ann Foxman
07. Work It Out feat. Tyree Cooper
08. What Is Electro?
09. Bass!
10. Joy Of Jealousy

Mendo – “Avalon” is out since November 4th

Track list:
1. Mintro
2. Abstract feat. Carla Krevey
3. Clavelito
4. Everybody Love
5. Waterborne
6. Fever
7. Samba
8. Interlude
9. La Krika
10. Avalon
11. Rising Sun
12. Les Clochers de Belarus
13. Amazon
14. Libellule

Conforce – “Kinetic Image” will be out on November 18th

Track list:
1. Excess Mortality
2. Spatiotemporal
3. Temporary Reversals
4. Semantic Field
5. Scientific Trajectory
6. Underwater Settlers
7. Formerly Programmed Decisions
8. Abundance Of Selves
9. Optimum Pace
10. Anti-adaptive State

Tentoonstelling: “De Beperking van het Getal Kinders. Artistieke Reflecties op de 40ste Verjaardag van de Afschaffing van het Wettelijk Verbod op de Verspreiding en de Promotie van Anticonceptie” – Lokaal01, Antwerpen (B.)

beperking van het getal 100 x 210-1 - kopie

Gisteren opende in de ruimte voor beeldende kunst Lokaal01 te Antwerpen een groepstentoonstelling die ik samenstelde voor de organisaties Sensoa en LUNA, waarvoor tien kunstenaars een artistieke commentaar geven op de veertigste verjaardag van de legalisering van de verkoop van en educatie over voorbehoedsmiddelen in België. De deelnemende kunstenaars zijn Barry Camps, Alexandra Crouwers, Pieterjan Ginckels, Thierry Mortier, Tinka Pittoors, Lieven Segers, Nathalie Vanheule, Anne-Mie Van Kerckhoven, Lotte Veuchelen en Colin Waeghe.

Enkele foto’s van de tentoonstelling zijn hier te bekijken [Images can be found here].  Hieronder vind je bovendien de integrale zaaltekst die bij de expositie hoort:

———————–

Veertig jaar geleden werd de verkoop en de promotie van anticonceptiemiddelen in ons land gedecriminaliseerd. Omwille van pronatale redenen maar ook ter bescherming van het kerngezin en om de losbandigheid van de jeugd en van vrouwen tegen te gaan, werd immers in 1923 een passage daartoe bijgeschreven bij artikel 383 (Hoofdstuk VII, over “de openbare schennis van de goede zeden”) van het Belgische Strafwetboek.

Het gaat in dat stuk over “abortieve en anticonceptionele informatie en middelen”:

Met dezelfde straffen wordt gestraft:
Hij die voorwerpen, bijzonder bestemd om zwangerschap te voorkomen, uitstalt of verspreidt ofwel reclame maakt om den verkoop daarvan te bevorderen.
[…]
Met dezelfde straffen wordt gestraft:
Hij die, uit winstbejag, een andermans driften voldoet door het uitstallen, verkoopen of verspreiden van gedrukte of niet gedrukte stukken, waarin eenig middel tot voorkoming van zwangerschap wordt bekendgemaakt, door het aanprijzen van het gebruik daarvan of door het verstrekken van inlichtingen omtrent de wijze, waarop het wordt verkregen of gebruikt;
Hij die, met het oog op den handel of op de verspreiding, de bij het vorig lid bedoelde geschriften vervaardigt, doet vervaardigen, doet invoeren, doet vervoeren, aan een vervoer- of verspreidingsagent overhandigt, door eenig publiciteitsmiddel aankondigt.

Door de wet van 6 juli 1973 werden deze onderdelen geschrapt en werd het mogelijk om voorbehoedsmiddelen aan te prijzen en tevens te verkopen. Een half jaar later zou de wet nog een toevoeging krijgen die de Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Gezin toelaat om subsidiëring te verstrekken voor voorlichtingscampagnes inzake anticonceptie.

Uiteraard gaat het gebruik van voorbehoedsmiddelen terug tot ver in de oudheid. In het Vlaanderen van de twintigste eeuw werden vòòr de introductie van de anticonceptiepil aan het begin van de jaren 1960 vooral de kalendermethode en de temperatuurmethode, de coïtus interruptus of enkele barrièremethodes als het condoom of het pessarium toegepast. Enkel de twee eerstgenoemde werden door de Kerk toegestaan als familieplanning.

Hoewel de eerste brokken van dat instituut vielen – de ontkerkelijking was in de jaren 1960 stilaan op gang gekomen –, had de Kerk nog altijd een aanzienlijke invloed op het dagdagelijkse leven. Dat maakte dat in de decennia vòòr de bewuste wetshervorming de Staat en de wet alsook de Kerk nauw toekeken en invloed uitoefenden op wat er in de Vlaamse slaapkamers gebeurde. Wanneer de anticonceptiepil werd ontdekt en op punt gesteld door de Turnhoutse gynaecoloog Ferdinand Peeters, moest deze in de eerste plaats dienen om zogenaamd onregelmatige en pijnlijke maandstonden tegen te gaan.

Het kwam er op neer dat koppels – en vooral vrouwen – veelvuldig werden geconfronteerd met haast schrijnende situaties. Het “zingen voor de Kerk uit” was gestoeld op de goodwill van de man en op “goed geluk”, de kalendermethode was zeker niet helemaal sluitend, condooms waren in de handel verkrijgbaar maar de sociale drempel om ze in huis te halen was groot en wanneer de pil op de markt kwam, was men overgeleverd aan artsen die deze effectief wilden voorschrijven. Bovendien woog het vele baren door op de gezondheid en levenskwaliteit van heel wat vrouwen. De cijfers van de moedersterfte lagen hoog en een groot aantal vrouwen zocht hun toevlucht tot een bijzonder onveilig uitgevoerde abortus – ofwel probeerden zij het zelf ofwel deden ze beroep op een zogenaamde engeltjesmaakster.

Het was dus omwille van die redenen niet onlogisch dat de vrouwenbeweging eind jaren 1960, begin jaren 1970 anticonceptie als speerpunt inzetten. Daarenboven was de sociale situatie van vrouwen reeds danig veranderd: velen van hen kozen ervoor om te gaan werken – de levensstandaard maar ook de economische crisis noopten hen daar ook enigszins toe – of om te gaan studeren. Ook was er sprake van een seksuele revolutie; hoewel de gevolgen daarvan in Vlaanderen nog erg binnen de perken bleven, kan gesteld worden dat er stilaan makkelijker over seks durfde gepraat worden. En precies omdat vrouwen zich steeds meer gingen roeren, kwamen thema’s rond seksuele gezondheid ook op de politieke agenda. De socialist Willy Callewaert had in 1970 al een voorstel tot legalisatie van abortus ingediend maar daarvoor was toen geen meerderheid.

Belangrijk was de rol van de op dat moment grootste partij van Vlaanderen: de CVP. In een sterk verzuilde maatschappij liet de ontkerkelijking zich tevens voelen bij de christendemocratische partij: wie zich vragen stelde bij de Kerk, deed dat ook over haar waarden en over de politieke beweging die haar vertegenwoordigde. Om de katholieke ideologie wederom te verstevigen, zette de CVP dan ook standvastig in op enkele typische, levensbeschouwelijke thema’s met als voorvechter de toenmalige voorzitter van jong-CVP (en recent overleden) Wilfried Martens. Dit verklaart het onverzettelijke standpunt omtrent abortus dat tot zelfs na de depenalisering van abortus in 1990 werd aangehouden.

Toch had de partij in datzelfde jaar 1970 een kleine toegeving moeten doen door Centra voor Gezinsplanning en Seksuele Opvoeding (CGSO’s) te erkennen en te financieren. Er waren toen twee van dergelijke centra, in Antwerpen en Gent. Ze waren ontstaan uit de reeds in 1955 opgerichte Belgische Vereniging voor Seksuele Voorlichting (BVSV), overigens mede door de eerder genoemde Callewaert. Hun werking bestond uit het geven van voorlichting en uit lobbywerk omtrent seksuele gezondheid en lag lang net op of net over de grens van de illegaliteit. Voor veel impact had de organisatie echter nog niet kunnen zorgen en de erkenning werd door de christendemocraten weggemoffeld onder een politiek jargon maar ook effectief beknot door bijhorende regeltjes. Toch zette de overkoepelende organisatie hun activiteiten gedurig verder. Ter anekdote: hun logo werd ontworpen door Paul Ibou en behoort momenteel tot de collectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België.

En dan wordt het 1973: een verkiezingsjaar in volle oliecrisis. De zesde regering van CVP’er Gaston Eyskens stond onder druk. In januari kwam het bericht dat de Naamse arts Willy Peers was aangehouden op verdenking van het uitvoeren van abortussen. Nochtans was abortus nooit een prioriteit geweest voor parketten en politie, wat voor een soort gedoogbeleid zorgde. Peers was echter een symbool, een humanist die niet ophield publiekelijk te spreken over pijnloos bevallen, geboortebeperking en abortus. Er werd dus snel gefluisterd dat hij werd opgepakt om de militante CVP-basis te overtuigen van de kordaatheid van Staat en Justitie. Het bracht evenwel geen zoden aan de dijk: er werd in verschillende steden massaal gemobiliseerd en betoogd ten gunste van de minzame dokter en Peers werd ultiem zelfs zonder proces weer vrijgelaten. Eyskens werd bovendien niet herverkozen.

Een nieuwe regering, onder leiding van de Waalse socialist Edmond Liburton, was zich bewust van het feit dat ook in de omringde landen een gelijkaardig debat over abortus en over seksuele gezondheid woedde. In Frankrijk was twee jaar eerder in Le Nouvelle Observateur het befaamde ‘Manifeste des 343’ verschenen waarin driehonderd drieënveertig bekende Franse vrouwen openlijk stelden dat zij ooit voor abortus hadden gekozen. In de Verenigde Staten maakte het proces Roe versus Wade zwangerschapsafbreking legaal.

Het was echter duidelijk dat ons land nog niet klaar was voor zo’n beslissing – temeer omdat ook de christendemocraten vertegenwoordigd waren in de regering Liburton. Het thema werd dan maar verwezen naar een pas opgerichte ethische commissie. Wel werden de bewuste passages in artikel 383 die de verkoop van en de reclame voor anticonceptie verbood, geschrapt. Daarmee werd toch een tegemoetkoming gedaan naar de vrouwenbewegingen. Het effect was na enkele jaren zeer duidelijk: zo begonnen Vlaamse vrouwen in groten getale met het nemen van de pil zodat zij een grotere vorm van maatschappelijke vrijheid kregen. Ondertussen werden ook alternatieve en ook betrouwbare vormen van anticonceptie ontwikkeld en is de bekendheid hiervan relatief goed te noemen.

Voor velen is het haast ondenkbaar dat deze legalisering in België toch zolang heeft moeten duren. Het gaat immers om een gegeven dat niet alleen voor de vrouw beduidend is maar voor een maatschappij in haar totaliteit. Dat is de reden waarom Sensoa – het Vlaams Expertisecentrum voor Seksuele Gezondheid – samen met LUNA vzw – de overkoepelende vereniging van vijf Nederlandstalige Abortuscentra –de veertigste verjaardag ervan graag onder de aandacht wensten te brengen.

Beide organisaties wilden daarbij niet enkel aandacht hebben voor de geschiedkundige feiten. Vandaar dat werd besloten om aan een aantal kunstenaars te vragen om een werk te creëren of in leen te geven rond dit thema om hiermee een kleinschalige tentoonstelling te organiseren. Er werd daarvoor gerekend op het engagement, enthousiasme en sociaal bewustzijn van de kunstenaars om te participeren met een kunstwerk dat mogelijks wat apart staat van hun oeuvre. Op die manier geven zij dus, elk op een hun passende manier, een eigentijdse, artistieke reflectie. Door de verschillende benaderingswijzen werd uiteindelijk een veelzijdig geheel bekomen.

Barry Camps verkende de wereld van adult community websites en trad daar in contact met zogenaamde swingers. Hij vroeg honderden van hen naar hun houding tegenover condoomgebruik waaruit een intensieve correspondentie volgde. Opmerkelijk was dat condooms, die niet alleen kunnen dienen als voorbehoedsmiddel maar tevens als bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, allerminst populair bleken te zijn binnen deze gemeenschappen die nochtans hun bestaansrecht halen uit seksuele contacten. Enkele leden toonden zich bereid om te tonen dat ze net wel achter het aanwenden van rubbertjes staan door in vol ornaat te poseren met de tekst ‘I use condoms’ mee in beeld. Camps gaf deze collectie van private foto’s een wel erg publieke toepassing als postkaarten in een kaartenrek.

Alexandra Crouwers is vertegenwoordigd met een film waarin zij een serie beelden plaatste op de stem van de Brusselse auteur, dichter en performancekunstenaar Antoine Boute. Dit literair enfant terrible doet in ‘Psychopathische Polar’ (in het sappig Nederlands) een hoogst surreëel misdaadverhaal uit de doeken. In de vertelling laat het hoofdpersonage op bizarre wijze een kind op de wereld zetten om daarna een systeem van onophoudelijke reproductie onderneemt dat hem tenslotte dreigt te vernietigen. Crouwers selecteerde daarbij een grote verscheidenheid aan visuele fragmenten om tot een bevreemdende sfeer te komen, in lijn met haar dikwijls als gothic bestempelde stijl. Anticonceptie linkt ze aan escalerende artistieke (pro)creatie die de schepper doet ten onder gaan – analoog met de stijgende bevolkingsaangroei die op termijn wel eens nefast zou kunnen zijn voor onze wereld.

Pieterjan Ginckels staat genoegzaam bekend als ontwerper van ruimtelijke installaties en participatorische, naar performance neigende projecten. De interactie tussen mensen in een bepaalde sociale groep of de socialisatie door zaken als een muziek- of sportcultuur, bepaalde objecten of systemen of door architectuur. Hier toont hij evenwel een reeks tekeningen uit de beginperiode van zijn artistieke loopbaan waarin hij een onmiskenbaar verband zag met het onderwerp van de tentoonstelling. Hij creëerde de serie als student architectuur en prille kunstenaar en nam – aangezet door persoonlijke ervaringen – de sociale constellatie van het gezin als vertrekpunt. De personages in de afbeeldingen geven blijk van het uiteenvallen van de familiestructuur. Daarmee wilde hij raken aan de normen, voorwaarden en opties die voorhanden moeten zijn om een gezin volwaardig te doen functioneren.

Thierry Mortier realiseerde op zijn beurt drie nieuwe sculpturen (en een kleine editie) die rechtstreeks refereren naar de thematiek van de tentoonstelling. Opvallend is ‘L’ Origine de l’ État-Providence’: op een fallische sokkel werd een hoge stolp geplaatst waaronder een kleine reproductie van Gustave Courbets beruchte ‘L’ Origine du Monde’ prijkt. De beeltenis van de vrouwelijke schaamstreek werd echter voorzien van een treffend geplaatst spiraaltje. In ‘And Then What?’ integreerde hij een kenmerkend element uit zijn oeuvre: een druk patroon van zwarte stempels op een witte achtergrond – in dit geval een handdoek hangend aan een ouderwets badkamerrek. Het erg dicht gestempelde motief is dat van kinderfiguren. Op het rek ligt tevens een blok Sunlight zeep – tijden geleden gebruikt als abortief middel – alsook handwerkgerei dat verwijst naar het inzetten van breinaalden bij het radeloos trachten te aborteren zoals dat geregeld gebeurde in het verleden.

Tinka Pittoors installeerde dan weer een kleine sculptuur aan het plafond. Een kronkelende en woekerende vorm in een haast luminiscerend, licht coloriet hangt over de ruimte. Op één van de armen ervan rust een klein vogeltje, onmiddellijk associaties opwekkend van een dichte takkenbos of misschien een kooi. De pseudonatuurlijke opbouw alsook het gevonden decoratiestuk dat het vogeltje is, zijn kenmerkend voor Pittoors’ oeuvre. Verder toont ze nog een recent schilderij; hoewel velen haar kennen als installatiekunstenaar en van haar beelden, keert zij sedert geruime tijd vaak terug naar de schilderkunst, waarin zij als eerste is opgeleid.

In het oeuvre van Lieven Segers heeft taal steeds een belangrijke functie gekregen. Het gaat om evocatieve flarden die het beeldend element treffend meer kracht geven. Dikwijls hebben de tekstfragmenten een humoristisch tintje, maar dan steevast met een weemoedige, ietwat donkere kant. Het is de rand tussen deze twee affecten die Segers graag opzoekt, ook bijvoorbeeld in zelfgeorganiseerde tentoonstellingen. ‘ITWASNTME / ITWASME’ is een uitbundig gekleurd paneel waaruit die houding duidelijk spreekt; de tekst van de titel wordt een aantal maal in zijn ondertussen welgekende typografie in viltstift herhaald en zou kunnen verwijzen naar de twijfel en paniek die mannen kan overvallen bij het bericht van een zwangerschap en het gevecht tussen bevestiging en ontkenning die daardoor mogelijk ontstaat. Een confrontatie dus met een claim op vaderschap.

Nathalie Vanheule creëerde onder meer het nieuwe beeld ‘Perfect Kids’, dat net als haar grote potloodtekening ‘Only Free Birds Have Eyes’ in de kern iets zegt over vrijgevochtenheid. Ze zet, net als in de rest van haar oeuvre, een arsenaal aan metaforen. In de voornoemde tekening zouden de vogels als verzinnebeelding van ongebondenheid kunnen worden beschouwd die schijnbaar strijden met beklemmende handen en armen als toonbeeld van vrijheidsbeknotting. Met de sculptuur ‘Perfect Kids’ gaat ze dan weer in op de verwachtingen en projecties die de maatschappij veelal ongegrond genereert ten opzichte van kinderen alsook omtrent het ouderlijke takenpakket.

Het oudste werk op de tentoonstelling dateert van 1976, drie jaar na bewuste wetsaanpassing, en is van de hand van Anne-Mie Van Kerckhoven. Meer nog: het gaat om een stuk dat stamt uit het prilste begin van haar carrière. Revolterend tegen mistoestanden in de maatschappij en vastgeroeste denkbeelden maakte ze toen een set van zeven grafieken, elk een vorm van stripverhaal weergevend. Ieder blad is een aanklacht en het eerste in de reeks, ‘Een Nieuwe; Slechts als er Eén Afvalt…’, handelt expliciet over geboortebeperking. Van Kerckhoven geeft zelf aan dat ze dit onderwerp opnam in de reeks onder invloed van het toen heersende abortusdebat. Naar eigen zeggen nam ze in die periode ook deel aan manifestaties voor de legalisatie van abortus, daartoe aangezet door enkele docenten aan de Antwerpse Academie.

Lotte Veuchelen vertrekt voor haar fotografisch werk vanuit toevallige vondsten en treffende tranches de vie. Daarbij is voor haar de framing uitermate belangrijk: door het weldoordachte fotografische kader dat ze kiest, krijgen in haar composities delen van de werkelijkheid meer betekenis. Voorts keren rechte vlakken veelvuldig terug. Voor haar werken in deze tentoonstelling bezocht ze een abortuscentrum en zoemde in op het didactische materiaal over anticonceptie. Hoewel het toeval waarvan zij doorgaans uitgaat hier enigszins aan banden werd gelegd, was er geen nood aan een schikking van objecten. Haar analoge weergaves geven desondanks de schijn van een rigide beeldschikking zonder daarbij klinisch te worden.

In het verleden maakte Colin Waeghe al een aantal schilderijen van bekende historische personages. Sedert geruime tijd focust hij op figuren die een onloochenbaar belang hebben gehad voor de geschiedenis maar toch stilaan lijken vergeten te worden. Dat manifesteert zich dan ook vormelijk: het portret wordt uit elkaar getrokken en gemanipuleerd en lijkt aldus te vervagen. Of net tevoorschijn te komen. Die eigenschap wendde hij ook aan voor het schilderij in deze expositie, een beeltenis van Emilie Claeys. Deze vrouw was als alleenstaande arbeidster met twee kinderen aan de wisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw een voorvechtster van het stemrecht voor vrouwen, zelfbeschikkingsrecht en anticonceptie. Daarnaast was ze mederedactrice van het progressieve blad De Vrouw dat door de Kerk in de ban werd gedaan. Waeghe schilderde haar met erg losse toetsen op een oneffen onderlaag waardoor een vibrerend effect wordt gegenereerd. Zowel het paarse kleurenpalet als de houding van Claeys zijn een referentie naar de pausportretten van Velàzquez en, later, Bacon.

Tom Nys, 2013

Locatie: Lokaal 01, Provinciestraat 287, 2018 Antwerpen.
Vernissage: donderdag 24 oktober 2013 om 20u00.
Duur: tot en met 9 november 2013
Openingstijden: van dinsdag t.e.m. zondag van 13u00 tot 18u00.

Een initiatief van Sensoa (www.sensoa.be) en LUNA (www.abortus.be).

Sunny LaVista artist residency at the Frans Masereelcentrum, Kasterlee (B)

I quickly wanted to point out that at this moment I am doing a residency of two weeks at the Frans Masereelcentrum in Kasterlee (B) together with graphic artist Steebz Khuan (Steve Reggers) and musician/ music producer Le Chef Tournel (Dimitri Vossen) as a collective that goes by the name of Sunny LaVista.

While Chef will cook up fresh music, Steebz will draw and print – as the Masereelcentrum is a center specifically aimed at the graphic arts – and I will write. Our output will surefully be influenced by the splendid surroundings of the woods and fields of the area as well as by the talks, discussions, random remarks, deep cultural analyses, debates and chatter we will have by the three of us.

The purpose is to produce a limited edition 12inch vinyl record with a huge poster as a sleeve. Enclosed will be a silkscreen print of an image taken from the larger design. Meanwhile, sound fragments, reports, stories and loose drawings will be published on a blog set up for this purpose. If you’d like to check it out, you can find it here.

Music: Popperola’s Disco Didn’t Disappear (Not In My 37 Years) Mix

Nowadays it is quite difficult to avoid the “Random Access Memories” craze. Daft Punk’s latest album was launched by means of a precise marketing campaign, leading to top sales in the digital as well as physical market. Of course the music itself has a part in that as well.

I am not intending to review the record since that has been done by numerous other people who are, or consider themselves to be, in a position to knowledgeably do this. Moreover, you have probably formed your own opinion by now and that is indeed the one that matters most. Instead, I’d like to focus my attention to what certain so-called well-informed journalists and bloggers wrote, as a way of meta-critique.

For I was struck by the number of times the claim was made that Daft Punk’s youngest effort heralded the revival, the rebirth, the second coming or the revitalization of the disco genre. If you happen to know the musical origins of the Parisian duo, in essence French disco house, this is no wonder. Suppose they had a budget at hand comparable to the one in their current situation, they‘d surely asked Moroder and Nile Rodgers already in the mid 1990s. More generally, they emerged from the dance music scene, which has always relied heavily on predecessors such as disco.

But as said, this is not about Daft Punk, but about a part of the troupe of music journalists. Anyway, the aforementioned argument hasn’t been brought up very often. In addition, it really makes my heart bleed that the impression is being created that disco disappeared, or was dead even, and that the men-with-the-trademark-masks are solely responsible for bringing it back to live.

This simply isn’t true. I was born in 1976, at the height of the genre’s success and as I thought of it, disco has always been there in one form or the other. It is without doubt a pivotal element in the history of dance music which found a way out of the underground, where it was celebrated mainly by gay blacks (actually a minority of a minority group), to the mainstream. Later, it was crushed by rock fans as well as by debilitating surrogate tracks churned out to make a quick buck. But I never saw it go.

When carefully listening to the classic disco material from around 1972 to 1982, it is evident that other genres left their mark on it – for instance funk, soul, world music and later also electronics. Disco itself had (and still has) a huge impact on pop and has lead to house, hi-NRG and other dance subgenres. I like to emphasize that this is not a question of progress or even evolution since I personally think this is a false premise: these terms imply a teleological endpoint whereby each next step is one closer to the ultimate goal. In my opinion that’s not the right concept to base an evaluation of music (or art in general) on. I reckon it’s more about particular parameters that are adapted to time and context.

So considering disco a corpse which has been kissed to life again by Daft Punk was a something I could and would not endorse. To prove my point, I started collecting disco songs and tracks wherein disco’s influence is apparent; selecting one for each year I lived. Evidently it grew as a personal collection, which is why it for instance includes lots of house tracks in the years after 1985. It’s also the reason why obvious choices by some people’s account are not in it, such as work by Donna Summer or, in a later period, Jamiroquai. In any case I tried to stick to the release date of the single or 12inch, hoping that all are correct.

Afterwards I endeavored to blend all those pieces of music in a mix. Mind you, I am not a DJ, but I absolutely enjoyed putting this together, as a reminder to those lazy commentators who deemed disco out while it was still in the game, be it as reissues, edits, minor influences, twisted new versions or full-blown copies. And that surely is not Daft Punk’s accomplishment.

Popperola’s Disco Didn’t Disappear (Not In My 37 Years) Mix by Popperola – Tom Nys on Mixcloud

Track List:
1976: The Salsoul Orchestra  “Nice ‘n’ Naasty”
1977: First Choice  “Doctor Love”
1978: Dee D. Jackson – “Galaxy Police”
1979: GQ – “Disco Nights”
1980: A Taste Of Honey – “Rescue Me”
1981: Gwen Mcrae – “Funky Sensation”
1982: Sharon Brown – I Specialize In Love”
1983: Gwen Guthrie – “Peanut Butter”
1984: Chaka Khan – “I Feel For You”
1985: Colonel Abrams – “Trapped”
1986: Mel & Kim – “Showing Out (Get Fresh At The Weekend)
1987: Ralphi Rosario Featuring Xavier Gold – “You Used To Hold Me”
1988: Whitney Houston – “Love Will Save The Day”
1989: Ceejay – “He’s So Divine”
1990: Sir James – “Special”
1991: Incognito Featuring Jocelyn Brown – “Always There”
1992: Martha Wash  “Carry On”
1993: Robin S.  “Show Me Love”
1994: Disco Elements – “Goodthing”
1995: The Bucketheads – “Got Myself Together”
1996: Daniel Wang – “Free Lovin’ (Housedream)”
1997: Marcel Krieg – “Take A Ride (True Disco Mix)”
1998: Joey Negro Presents The Sunburst Band – “Garden of Love”
1999: Roy Davis Jr. – “Michael”
2000: Kenny Bobien – “Father”
2001: Sun Orchestra  “Driftin'”
2002: Bangkok Impact – “Aspirin”
2003: Trentemøller – “Le Champagne”
2004: Bobby & Steve Featuring Barbara Tucker & Bryan Chambers – “Deeper”
2005: Lindstrøm & Prins Thomas – “Turkish Delight”
2006: Ashley Beedle Presents The London Heavy Disco Revue – “Move It Girl!!!”
2007: Aeroplane – “Aeroplane”
2008: Faze Action – “Hypnotic (Disco Mix)”
2009: Permanent Vacation Featuring Kathy Diamond – “Tic Toc”
2010: Tensnake – “Comacat”
2011: Dimitri From Paris & DJ Rocca Present Erodiscotique – “Downtown”
2012: I:Cube – “In Alpha”
2013: Ackin’ featuring M. Akamatsu  “Tembezi”

Music/ Art: “Filip Gheysen. Tabletop Guitar”

A short while ago I was asked by Belgian musician and visual artist Filip Gheysen (born 1979) to write a text about his work. This piece has now been published in a small book that accompanies a cd and a dvd, containing music and short films of Gheysen. It is well designed and is brought out by the Ghent-based label Silken Tofu (you can buy the package for €20,00 at the label’s website).

Gheysen’s music is conceived by using an electric guitar placed on top of a table and a wide array of effect boxes as well as a laptop. With this setup, he wonderfully manipulates guitar drones to create mesmerising soundscapes. In his visual work he most often makes use of graphic techniques. In the washed out fields of toned-down colours which he puts on paper or canvas, blots and lines appear as subjects in a dream-state. Recently, the artist began combining his two preferred art disciplines into slow moving videos with a typical soundtrack of Gheysen.

You can check out more of Gheysen’s work at: filipgheysen.tumblr.com
You’ll find Silken Tofu’s website at: www.silkentofu.org
You can read my integral text here: filipgheysen.tumblr.com/about

Music: Popperola’s Death Metal Album Intro Mix

I have always been intrigued by the intros that death metal bands use on their albums. Throughout the history of the genre, beginning in the late 1980s, an album intro has become an almost standard feature to introduce the listener to the brutal, horrific atmosphere of the forty-or-so minutes that are about to follow. They pull you into a musical narrative of pain, fear and suffering. Lots of suffering. Hence the screams, the rattling of chains, the death bells, the low-toned and deep drones, the satanic voices, the sound of wind and of raging storms, the pompous synths and the samples out of old horror movies.

Sometimes there’s a relationship with the album’s content or with its title. A clear example of this is Bolt Thrower’s intro to “Realm of Chaos” which serves as the beginning of a tale of a total war between worlds. For “Necroticism – Descanting the Insalubrious”, Carcass put in an intro that is part of an array of short fragments that also function as intermezzos, thereby creating a certain coherence on that album. Often, bands also created instrumentals as intros like Unleashed did for their “Where No Life Ends”.

So I started assembling quite a few death metal intros and ultimately made a mix of them, as a kind of homage. You can find the result here.

Popperola’s Death Metal Album Intro Mix featuring:

1. Bolt Thrower: “Realm of Chaos” (Earache 1989)
2. Marduk: “Panzer Division Marduk” (Osmose Productions 1999)
3. Sentenced: “Amok” (Century Media 1995)
4. Disharmonic Orchestra: “Expositionsprophylaxe” (Nuclear Blast 1990)
5. Grave: “Back From The Grave” (Century Media 2002)
6. Sentenced: “Down” (Century Media 1996)
7. Nocturnus: “The Key” (Earache 1990)
8. Obituary: “Cause Of Death” (R/C Records 1990)
9. Darkthrone: “A Blaze In The Northern Sky” (Peaceville 1992)
10. Gorefest: “Mindloss” (Foundation 2000 1991)
11. Sinister: “Cross The Styx” (Nuclear Blast 1992)
12. Grave: “As Rapture Comes” (Century Media 2006)
13. Morbid Angel: “Blessed Are The Sick” (Earache 1991)
14. Benediction: “Subconscious Terror” (Nuclear Blast 1990)
15. Xasthur: “A Gate Through Bloodstained Mirrors” (Profane Productions 2001)
16. Edge Of Sanity: “Nothing But Death Remains” (Black Mark Production 1991)
17. Sinister: “Aggressive Measures” (Nuclear Blast 1998)
18. Morgoth: “Cursed” (Century Media 1991)
19. Suffocation: “Suffocation” (Relapse 2006)
20. Carcass: “Necroticism – Descanting The Insalubrious” (Earache 1991)
21. Shining: “VII – Född Förlorare” (Spinefarm Records 2011)
22. Unleashed: “Where No Life Dwells” (Century Media 1991)
23. Skitliv: “Skandinavisk Misantropi” (Season Of Mist 2009)
24. Shining: “V – Halmstad” (Osmose Productions 2007)
25. Immolation: “Majesty And Decay” (Nuclear Blast 2010)
26. Deicide: “Legion” (R/C Records 1992)
27. Possessed: “Beyond The Gates” (Combat 1986)
28. Xasthur: “To Violate The Oblivious” (Total Holocaust Records 2004)
29. Sinister: “Creative Killings” (Hammerheart Records 2001)
30. Entombed: “When In Sodom” (Threeman Recordings 2006)

« Older posts Newer posts »

© 2025 Popperola

Theme by Anders NorénUp ↑