Tag: Tinka Pittoors

Tentoonstelling: “De Beperking van het Getal Kinders. Artistieke Reflecties op de 40ste Verjaardag van de Afschaffing van het Wettelijk Verbod op de Verspreiding en de Promotie van Anticonceptie” – Lokaal01, Antwerpen (B.)

beperking van het getal 100 x 210-1 - kopie

Gisteren opende in de ruimte voor beeldende kunst Lokaal01 te Antwerpen een groepstentoonstelling die ik samenstelde voor de organisaties Sensoa en LUNA, waarvoor tien kunstenaars een artistieke commentaar geven op de veertigste verjaardag van de legalisering van de verkoop van en educatie over voorbehoedsmiddelen in België. De deelnemende kunstenaars zijn Barry Camps, Alexandra Crouwers, Pieterjan Ginckels, Thierry Mortier, Tinka Pittoors, Lieven Segers, Nathalie Vanheule, Anne-Mie Van Kerckhoven, Lotte Veuchelen en Colin Waeghe.

Enkele foto’s van de tentoonstelling zijn hier te bekijken [Images can be found here].  Hieronder vind je bovendien de integrale zaaltekst die bij de expositie hoort:

———————–

Veertig jaar geleden werd de verkoop en de promotie van anticonceptiemiddelen in ons land gedecriminaliseerd. Omwille van pronatale redenen maar ook ter bescherming van het kerngezin en om de losbandigheid van de jeugd en van vrouwen tegen te gaan, werd immers in 1923 een passage daartoe bijgeschreven bij artikel 383 (Hoofdstuk VII, over “de openbare schennis van de goede zeden”) van het Belgische Strafwetboek.

Het gaat in dat stuk over “abortieve en anticonceptionele informatie en middelen”:

Met dezelfde straffen wordt gestraft:
Hij die voorwerpen, bijzonder bestemd om zwangerschap te voorkomen, uitstalt of verspreidt ofwel reclame maakt om den verkoop daarvan te bevorderen.
[…]
Met dezelfde straffen wordt gestraft:
Hij die, uit winstbejag, een andermans driften voldoet door het uitstallen, verkoopen of verspreiden van gedrukte of niet gedrukte stukken, waarin eenig middel tot voorkoming van zwangerschap wordt bekendgemaakt, door het aanprijzen van het gebruik daarvan of door het verstrekken van inlichtingen omtrent de wijze, waarop het wordt verkregen of gebruikt;
Hij die, met het oog op den handel of op de verspreiding, de bij het vorig lid bedoelde geschriften vervaardigt, doet vervaardigen, doet invoeren, doet vervoeren, aan een vervoer- of verspreidingsagent overhandigt, door eenig publiciteitsmiddel aankondigt.

Door de wet van 6 juli 1973 werden deze onderdelen geschrapt en werd het mogelijk om voorbehoedsmiddelen aan te prijzen en tevens te verkopen. Een half jaar later zou de wet nog een toevoeging krijgen die de Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Gezin toelaat om subsidiëring te verstrekken voor voorlichtingscampagnes inzake anticonceptie.

Uiteraard gaat het gebruik van voorbehoedsmiddelen terug tot ver in de oudheid. In het Vlaanderen van de twintigste eeuw werden vòòr de introductie van de anticonceptiepil aan het begin van de jaren 1960 vooral de kalendermethode en de temperatuurmethode, de coïtus interruptus of enkele barrièremethodes als het condoom of het pessarium toegepast. Enkel de twee eerstgenoemde werden door de Kerk toegestaan als familieplanning.

Hoewel de eerste brokken van dat instituut vielen – de ontkerkelijking was in de jaren 1960 stilaan op gang gekomen –, had de Kerk nog altijd een aanzienlijke invloed op het dagdagelijkse leven. Dat maakte dat in de decennia vòòr de bewuste wetshervorming de Staat en de wet alsook de Kerk nauw toekeken en invloed uitoefenden op wat er in de Vlaamse slaapkamers gebeurde. Wanneer de anticonceptiepil werd ontdekt en op punt gesteld door de Turnhoutse gynaecoloog Ferdinand Peeters, moest deze in de eerste plaats dienen om zogenaamd onregelmatige en pijnlijke maandstonden tegen te gaan.

Het kwam er op neer dat koppels – en vooral vrouwen – veelvuldig werden geconfronteerd met haast schrijnende situaties. Het “zingen voor de Kerk uit” was gestoeld op de goodwill van de man en op “goed geluk”, de kalendermethode was zeker niet helemaal sluitend, condooms waren in de handel verkrijgbaar maar de sociale drempel om ze in huis te halen was groot en wanneer de pil op de markt kwam, was men overgeleverd aan artsen die deze effectief wilden voorschrijven. Bovendien woog het vele baren door op de gezondheid en levenskwaliteit van heel wat vrouwen. De cijfers van de moedersterfte lagen hoog en een groot aantal vrouwen zocht hun toevlucht tot een bijzonder onveilig uitgevoerde abortus – ofwel probeerden zij het zelf ofwel deden ze beroep op een zogenaamde engeltjesmaakster.

Het was dus omwille van die redenen niet onlogisch dat de vrouwenbeweging eind jaren 1960, begin jaren 1970 anticonceptie als speerpunt inzetten. Daarenboven was de sociale situatie van vrouwen reeds danig veranderd: velen van hen kozen ervoor om te gaan werken – de levensstandaard maar ook de economische crisis noopten hen daar ook enigszins toe – of om te gaan studeren. Ook was er sprake van een seksuele revolutie; hoewel de gevolgen daarvan in Vlaanderen nog erg binnen de perken bleven, kan gesteld worden dat er stilaan makkelijker over seks durfde gepraat worden. En precies omdat vrouwen zich steeds meer gingen roeren, kwamen thema’s rond seksuele gezondheid ook op de politieke agenda. De socialist Willy Callewaert had in 1970 al een voorstel tot legalisatie van abortus ingediend maar daarvoor was toen geen meerderheid.

Belangrijk was de rol van de op dat moment grootste partij van Vlaanderen: de CVP. In een sterk verzuilde maatschappij liet de ontkerkelijking zich tevens voelen bij de christendemocratische partij: wie zich vragen stelde bij de Kerk, deed dat ook over haar waarden en over de politieke beweging die haar vertegenwoordigde. Om de katholieke ideologie wederom te verstevigen, zette de CVP dan ook standvastig in op enkele typische, levensbeschouwelijke thema’s met als voorvechter de toenmalige voorzitter van jong-CVP (en recent overleden) Wilfried Martens. Dit verklaart het onverzettelijke standpunt omtrent abortus dat tot zelfs na de depenalisering van abortus in 1990 werd aangehouden.

Toch had de partij in datzelfde jaar 1970 een kleine toegeving moeten doen door Centra voor Gezinsplanning en Seksuele Opvoeding (CGSO’s) te erkennen en te financieren. Er waren toen twee van dergelijke centra, in Antwerpen en Gent. Ze waren ontstaan uit de reeds in 1955 opgerichte Belgische Vereniging voor Seksuele Voorlichting (BVSV), overigens mede door de eerder genoemde Callewaert. Hun werking bestond uit het geven van voorlichting en uit lobbywerk omtrent seksuele gezondheid en lag lang net op of net over de grens van de illegaliteit. Voor veel impact had de organisatie echter nog niet kunnen zorgen en de erkenning werd door de christendemocraten weggemoffeld onder een politiek jargon maar ook effectief beknot door bijhorende regeltjes. Toch zette de overkoepelende organisatie hun activiteiten gedurig verder. Ter anekdote: hun logo werd ontworpen door Paul Ibou en behoort momenteel tot de collectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België.

En dan wordt het 1973: een verkiezingsjaar in volle oliecrisis. De zesde regering van CVP’er Gaston Eyskens stond onder druk. In januari kwam het bericht dat de Naamse arts Willy Peers was aangehouden op verdenking van het uitvoeren van abortussen. Nochtans was abortus nooit een prioriteit geweest voor parketten en politie, wat voor een soort gedoogbeleid zorgde. Peers was echter een symbool, een humanist die niet ophield publiekelijk te spreken over pijnloos bevallen, geboortebeperking en abortus. Er werd dus snel gefluisterd dat hij werd opgepakt om de militante CVP-basis te overtuigen van de kordaatheid van Staat en Justitie. Het bracht evenwel geen zoden aan de dijk: er werd in verschillende steden massaal gemobiliseerd en betoogd ten gunste van de minzame dokter en Peers werd ultiem zelfs zonder proces weer vrijgelaten. Eyskens werd bovendien niet herverkozen.

Een nieuwe regering, onder leiding van de Waalse socialist Edmond Liburton, was zich bewust van het feit dat ook in de omringde landen een gelijkaardig debat over abortus en over seksuele gezondheid woedde. In Frankrijk was twee jaar eerder in Le Nouvelle Observateur het befaamde ‘Manifeste des 343’ verschenen waarin driehonderd drieënveertig bekende Franse vrouwen openlijk stelden dat zij ooit voor abortus hadden gekozen. In de Verenigde Staten maakte het proces Roe versus Wade zwangerschapsafbreking legaal.

Het was echter duidelijk dat ons land nog niet klaar was voor zo’n beslissing – temeer omdat ook de christendemocraten vertegenwoordigd waren in de regering Liburton. Het thema werd dan maar verwezen naar een pas opgerichte ethische commissie. Wel werden de bewuste passages in artikel 383 die de verkoop van en de reclame voor anticonceptie verbood, geschrapt. Daarmee werd toch een tegemoetkoming gedaan naar de vrouwenbewegingen. Het effect was na enkele jaren zeer duidelijk: zo begonnen Vlaamse vrouwen in groten getale met het nemen van de pil zodat zij een grotere vorm van maatschappelijke vrijheid kregen. Ondertussen werden ook alternatieve en ook betrouwbare vormen van anticonceptie ontwikkeld en is de bekendheid hiervan relatief goed te noemen.

Voor velen is het haast ondenkbaar dat deze legalisering in België toch zolang heeft moeten duren. Het gaat immers om een gegeven dat niet alleen voor de vrouw beduidend is maar voor een maatschappij in haar totaliteit. Dat is de reden waarom Sensoa – het Vlaams Expertisecentrum voor Seksuele Gezondheid – samen met LUNA vzw – de overkoepelende vereniging van vijf Nederlandstalige Abortuscentra –de veertigste verjaardag ervan graag onder de aandacht wensten te brengen.

Beide organisaties wilden daarbij niet enkel aandacht hebben voor de geschiedkundige feiten. Vandaar dat werd besloten om aan een aantal kunstenaars te vragen om een werk te creëren of in leen te geven rond dit thema om hiermee een kleinschalige tentoonstelling te organiseren. Er werd daarvoor gerekend op het engagement, enthousiasme en sociaal bewustzijn van de kunstenaars om te participeren met een kunstwerk dat mogelijks wat apart staat van hun oeuvre. Op die manier geven zij dus, elk op een hun passende manier, een eigentijdse, artistieke reflectie. Door de verschillende benaderingswijzen werd uiteindelijk een veelzijdig geheel bekomen.

Barry Camps verkende de wereld van adult community websites en trad daar in contact met zogenaamde swingers. Hij vroeg honderden van hen naar hun houding tegenover condoomgebruik waaruit een intensieve correspondentie volgde. Opmerkelijk was dat condooms, die niet alleen kunnen dienen als voorbehoedsmiddel maar tevens als bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, allerminst populair bleken te zijn binnen deze gemeenschappen die nochtans hun bestaansrecht halen uit seksuele contacten. Enkele leden toonden zich bereid om te tonen dat ze net wel achter het aanwenden van rubbertjes staan door in vol ornaat te poseren met de tekst ‘I use condoms’ mee in beeld. Camps gaf deze collectie van private foto’s een wel erg publieke toepassing als postkaarten in een kaartenrek.

Alexandra Crouwers is vertegenwoordigd met een film waarin zij een serie beelden plaatste op de stem van de Brusselse auteur, dichter en performancekunstenaar Antoine Boute. Dit literair enfant terrible doet in ‘Psychopathische Polar’ (in het sappig Nederlands) een hoogst surreëel misdaadverhaal uit de doeken. In de vertelling laat het hoofdpersonage op bizarre wijze een kind op de wereld zetten om daarna een systeem van onophoudelijke reproductie onderneemt dat hem tenslotte dreigt te vernietigen. Crouwers selecteerde daarbij een grote verscheidenheid aan visuele fragmenten om tot een bevreemdende sfeer te komen, in lijn met haar dikwijls als gothic bestempelde stijl. Anticonceptie linkt ze aan escalerende artistieke (pro)creatie die de schepper doet ten onder gaan – analoog met de stijgende bevolkingsaangroei die op termijn wel eens nefast zou kunnen zijn voor onze wereld.

Pieterjan Ginckels staat genoegzaam bekend als ontwerper van ruimtelijke installaties en participatorische, naar performance neigende projecten. De interactie tussen mensen in een bepaalde sociale groep of de socialisatie door zaken als een muziek- of sportcultuur, bepaalde objecten of systemen of door architectuur. Hier toont hij evenwel een reeks tekeningen uit de beginperiode van zijn artistieke loopbaan waarin hij een onmiskenbaar verband zag met het onderwerp van de tentoonstelling. Hij creëerde de serie als student architectuur en prille kunstenaar en nam – aangezet door persoonlijke ervaringen – de sociale constellatie van het gezin als vertrekpunt. De personages in de afbeeldingen geven blijk van het uiteenvallen van de familiestructuur. Daarmee wilde hij raken aan de normen, voorwaarden en opties die voorhanden moeten zijn om een gezin volwaardig te doen functioneren.

Thierry Mortier realiseerde op zijn beurt drie nieuwe sculpturen (en een kleine editie) die rechtstreeks refereren naar de thematiek van de tentoonstelling. Opvallend is ‘L’ Origine de l’ État-Providence’: op een fallische sokkel werd een hoge stolp geplaatst waaronder een kleine reproductie van Gustave Courbets beruchte ‘L’ Origine du Monde’ prijkt. De beeltenis van de vrouwelijke schaamstreek werd echter voorzien van een treffend geplaatst spiraaltje. In ‘And Then What?’ integreerde hij een kenmerkend element uit zijn oeuvre: een druk patroon van zwarte stempels op een witte achtergrond – in dit geval een handdoek hangend aan een ouderwets badkamerrek. Het erg dicht gestempelde motief is dat van kinderfiguren. Op het rek ligt tevens een blok Sunlight zeep – tijden geleden gebruikt als abortief middel – alsook handwerkgerei dat verwijst naar het inzetten van breinaalden bij het radeloos trachten te aborteren zoals dat geregeld gebeurde in het verleden.

Tinka Pittoors installeerde dan weer een kleine sculptuur aan het plafond. Een kronkelende en woekerende vorm in een haast luminiscerend, licht coloriet hangt over de ruimte. Op één van de armen ervan rust een klein vogeltje, onmiddellijk associaties opwekkend van een dichte takkenbos of misschien een kooi. De pseudonatuurlijke opbouw alsook het gevonden decoratiestuk dat het vogeltje is, zijn kenmerkend voor Pittoors’ oeuvre. Verder toont ze nog een recent schilderij; hoewel velen haar kennen als installatiekunstenaar en van haar beelden, keert zij sedert geruime tijd vaak terug naar de schilderkunst, waarin zij als eerste is opgeleid.

In het oeuvre van Lieven Segers heeft taal steeds een belangrijke functie gekregen. Het gaat om evocatieve flarden die het beeldend element treffend meer kracht geven. Dikwijls hebben de tekstfragmenten een humoristisch tintje, maar dan steevast met een weemoedige, ietwat donkere kant. Het is de rand tussen deze twee affecten die Segers graag opzoekt, ook bijvoorbeeld in zelfgeorganiseerde tentoonstellingen. ‘ITWASNTME / ITWASME’ is een uitbundig gekleurd paneel waaruit die houding duidelijk spreekt; de tekst van de titel wordt een aantal maal in zijn ondertussen welgekende typografie in viltstift herhaald en zou kunnen verwijzen naar de twijfel en paniek die mannen kan overvallen bij het bericht van een zwangerschap en het gevecht tussen bevestiging en ontkenning die daardoor mogelijk ontstaat. Een confrontatie dus met een claim op vaderschap.

Nathalie Vanheule creëerde onder meer het nieuwe beeld ‘Perfect Kids’, dat net als haar grote potloodtekening ‘Only Free Birds Have Eyes’ in de kern iets zegt over vrijgevochtenheid. Ze zet, net als in de rest van haar oeuvre, een arsenaal aan metaforen. In de voornoemde tekening zouden de vogels als verzinnebeelding van ongebondenheid kunnen worden beschouwd die schijnbaar strijden met beklemmende handen en armen als toonbeeld van vrijheidsbeknotting. Met de sculptuur ‘Perfect Kids’ gaat ze dan weer in op de verwachtingen en projecties die de maatschappij veelal ongegrond genereert ten opzichte van kinderen alsook omtrent het ouderlijke takenpakket.

Het oudste werk op de tentoonstelling dateert van 1976, drie jaar na bewuste wetsaanpassing, en is van de hand van Anne-Mie Van Kerckhoven. Meer nog: het gaat om een stuk dat stamt uit het prilste begin van haar carrière. Revolterend tegen mistoestanden in de maatschappij en vastgeroeste denkbeelden maakte ze toen een set van zeven grafieken, elk een vorm van stripverhaal weergevend. Ieder blad is een aanklacht en het eerste in de reeks, ‘Een Nieuwe; Slechts als er Eén Afvalt…’, handelt expliciet over geboortebeperking. Van Kerckhoven geeft zelf aan dat ze dit onderwerp opnam in de reeks onder invloed van het toen heersende abortusdebat. Naar eigen zeggen nam ze in die periode ook deel aan manifestaties voor de legalisatie van abortus, daartoe aangezet door enkele docenten aan de Antwerpse Academie.

Lotte Veuchelen vertrekt voor haar fotografisch werk vanuit toevallige vondsten en treffende tranches de vie. Daarbij is voor haar de framing uitermate belangrijk: door het weldoordachte fotografische kader dat ze kiest, krijgen in haar composities delen van de werkelijkheid meer betekenis. Voorts keren rechte vlakken veelvuldig terug. Voor haar werken in deze tentoonstelling bezocht ze een abortuscentrum en zoemde in op het didactische materiaal over anticonceptie. Hoewel het toeval waarvan zij doorgaans uitgaat hier enigszins aan banden werd gelegd, was er geen nood aan een schikking van objecten. Haar analoge weergaves geven desondanks de schijn van een rigide beeldschikking zonder daarbij klinisch te worden.

In het verleden maakte Colin Waeghe al een aantal schilderijen van bekende historische personages. Sedert geruime tijd focust hij op figuren die een onloochenbaar belang hebben gehad voor de geschiedenis maar toch stilaan lijken vergeten te worden. Dat manifesteert zich dan ook vormelijk: het portret wordt uit elkaar getrokken en gemanipuleerd en lijkt aldus te vervagen. Of net tevoorschijn te komen. Die eigenschap wendde hij ook aan voor het schilderij in deze expositie, een beeltenis van Emilie Claeys. Deze vrouw was als alleenstaande arbeidster met twee kinderen aan de wisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw een voorvechtster van het stemrecht voor vrouwen, zelfbeschikkingsrecht en anticonceptie. Daarnaast was ze mederedactrice van het progressieve blad De Vrouw dat door de Kerk in de ban werd gedaan. Waeghe schilderde haar met erg losse toetsen op een oneffen onderlaag waardoor een vibrerend effect wordt gegenereerd. Zowel het paarse kleurenpalet als de houding van Claeys zijn een referentie naar de pausportretten van Velàzquez en, later, Bacon.

Tom Nys, 2013

Locatie: Lokaal 01, Provinciestraat 287, 2018 Antwerpen.
Vernissage: donderdag 24 oktober 2013 om 20u00.
Duur: tot en met 9 november 2013
Openingstijden: van dinsdag t.e.m. zondag van 13u00 tot 18u00.

Een initiatief van Sensoa (www.sensoa.be) en LUNA (www.abortus.be).

Tentoonstellingsbespreking: Tinka Pittoors – “Retroactive Continuity” – IKOB, Eupen (B.)

Het IKOB te Eupen is een klein museum voor hedendaagse kunst dat in Vlaanderen nog relatief weinig gekend is. Toch bouwt het sinds ettelijke jaren aan een tamelijk interessant programma en aan een bescheiden eigen collectie waarmee het op tijd en stond van zich laat horen. Zo loopt er momenteel een ensemble van twee tentoonstellingen van respectievelijk Sylvie Macias Diaz en Tinka Pittoors. In 2011 organiseerde ik voor deze laatste een openluchtexpo in de Kruidtuin te Leuven. Later schreef ik tevens een tekst voor Pittoors’ eerste monografie.

De opstelling van het werk van Tinka Pittoors (geb. Brasschaat, 1977) op het gelijkvloers van dit Oost-Belgische instituut toont onmiskenbaar een bepaalde evolutie ten opzichte van wat we al van haar zagen in de voorbije twee jaar. Het is daarom dat ik hier even verder op wil ingaan.

Zoals ik argumenteerde in de voornoemde monografie kenmerkt haar oeuvre zich vooreerst door een synthetische werkwijze: verschillende gevonden voorwerpen en zelfvervaardigde elementen worden samen geplaatst in een constellatie die nieuwe betekenissen genereert. Dat geldt enerzijds voor haar sculpturen, anderzijds is dit ook duidelijk in haar tekeningen en schilderijen. De aangewende objecten leggen getuigenis af van de voornaamste thematische preoccupaties van de kunstenaar, te weten de typische dichotomieën tussen natuur en cultuur, tussen openheid en insluiting en tussen orde en woekering. Ze situeren zich in hoofdzaak in de sfeer van tuin- en landschapsarchitectuur en bouwwerkzaamheden. Dit algemene gegeven van de nieuwgevormde betekenis door het samen plaatsen van bestaande en geconstrueerde betekenaars of tekens bestempelt Pittoors zelf al een tijdje als beeldende neologismen. Verder gebruikt ze in dit kader ook wel eens de metafoor van een beeldend ABC.

Waar ik verder op wees, was haar opmerkelijke compositorische methodiek. Het vertrekpunt lijkt immers steevast een afgebakende zone waaruit verscheidene elementen hun eigen weg lijken te gaan. Ze overwoekeren dit vlak en nemen zelfs steeds verder delen van een ruimte in. De ervaringen van schaal en deze van ruimtelijkheid worden daarnaast nog vervormd en verstoord, bijvoorbeeld door het gebruik van strategisch geplaatste spiegels of ook door het schikken van de onderdelen van de sculptuur zodat het geheel nauwelijks in één oogopslag kan worden gevat. Deze bewuste desorganisatie is wederom ook aanwezig in het tweedimensionale werk van de kunstenaar.

Pittoors volgde onder meer een opleiding schilderkunst en heeft nooit het werk op doek en papier verlaten. De tweedimensionale media komen bij haar niet ter voorbereiding of als afgeleide van haar installaties en sculpturen tot stand, hoewel motieven en beeldopbouw in beide types regelmatig parallel lopen. Gedurende de totstandkoming van de tentoonstelling in de Leuvense botanische tuin was zij ook alweer intensief bezig met een nieuwe reeks van grafiek, onder meer dankzij enkele residenties in het daarin gespecialiseerde Frans Masereel Centrum te Kasterlee. Daarenboven toonde zij gelijklopend met die openluchtexpositie in Leuven schilderijen en grafisch werk in de Cypres Galerie in dezelfde stad, deels vervaardigd in het Masereel Centrum.

De botanique op haar beurt confronteerde de kunstenaar bovendien met het summum van tuinarchitectuur: netjes afgereden gazons, strak onderhouden plantsoentjes en een structuur die niet alleen ten dienste stond van vermaak maar evengoed van lering. In die specifieke context kon zij ten volle aan de slag met haar karakteristieke thema’s. Het meest voor de hand liggend was uiteraard het naar de hand zetten van de natuur door de mens: de natuur wordt gehybridiseerd, letterlijk gecultiveerd. Vandaar dat nepplanten, plastic buxusbollen en namaaknatuur haast alomtegenwoordig waren. Ook duidelijk was de notie van inperking – zoals “Zoning” (2011) aangaf, waarbij een stuk grond door middel van een gekantelde metalen goal werd afgebakend in een open grasveld. Deze demarcatie werd dan overwoekerd door in het atelier gefabriceerde, kronkelende epoxyvormen die inderdaad wat plantaardig aandeden alsook door afgezaagde, kunstmatige boompjes.

 

Zowat alle hierboven beschreven kenmerken van Pittoors’ oeuvre komen uitgesproken naar voor in haar huidige expositie “Retroactive Continuity” te Eupen. Meer nog: heel wat van de onderdelen van de installaties zullen worden herkend door hen die haar al langer volgen. Het is daadwerkelijk typisch voor de kunstenaar om bepaalde elementen te hergebruiken in een andere configuratie en dat wordt hier doorgedreven. Het gaat om een bewuste recyclage waardoor het oeuvre zich in een constante flux bevindt. De titel verwijst overigens rechtstreeks naar dit principe; deze term, meestal afgekort als retcon, komt namelijk uit de episodische populaire cultuur zoals televisieseries, romanreeksen of comics en duidt op het aanpassen van eerder aangegeven topics om de voortgang in de reeks te kunnen verzekeren. Zo kan bijvoorbeeld een gestorven held door een of andere wending in de volgende aflevering plots weer levend opduiken, net zoals compositorische bouwstenen bij Pittoors wederom worden gerevitaliseerd. Daarbovenop komt nog het feit dat in Eupen seriële vormen en identieke objecten in een veelvoud voorkomen, als ware het om deze idee nogmaals te versterken.

Voorbij de inkom van het museum, via de surreële setting van de grote parking van een aangrenzend warenhuis, stapt de bezoeker als het ware meteen binnen in een installatie: langs de grote glazen wand aan de voorzijde van het gebouw bevindt zich een platform op wielen met een zwart-wit tegelmotief. Dit wordt omgeven door rechtopstaande platen in diverse basiskleuren alsook door een grote houten keten van biomorfe, in elkaar geschoven platen. Een gelijkaardige, kronkelende houten klustervorm in miniatuur ligt wat verder op de vloer, net als een aantal grote, ordinaire straatlampen waarvan enkele een vaal licht uitscheiden en eentje een zacht rood.

Tinka Pittoors – “Retroactive Continuity” (2012) – Photo (c) Tinka Pittoors

Terwijl deze opstelling aan de ene zijde kort tegen het venster gepositioneerd is en aldus haast naar buiten treedt – evengoed lijkt het alsof de kiezels aan de buitenkant deel uitmaken van het geheel binnen –, wordt ze aan de aanpalende zijde begrensd door boekenschappen tegen de muur. Hier, op deze benedenverdieping tegenover de inkombalie, werd door het museum immers een bibliotheek ingericht. Een leestafel die uit de muur komt, draagt twee kartonnen kubussen waartegen de kunstenaar spiegels plaatste die het ruimtelijk inzicht reformeren.

Buiten het platformpje op wielen zijn alle onderdelen van de installatie zogenaamde hernemingen van stukken van vroegere kunstwerken van de kunstenaar maar een dejà-vu-effect creëert dit nauwelijks of niet: het naamloze werk doet fris aan. Bovendien interageert het moedwillig en raak met de eigenheid van de ruimte van het IKOB. Zowel het boekenrek als de buitenwereld achter het glas zijn geünificeerd met de installatie. Op een erg losse manier neemt het veel plaats in; het doet enigszins rommelig aan maar is onmiskenbaar een geheel.

Nier ver daarvandaan zien we wederom een dragend platform op wielen, ditmaal met een spotlamp die haar licht laat schijnen op een witglanzende sculptuur die andermaal biomorf is en een kettingsysteem representeert. Vaagweg roept het een chemisch model op met bollen van diverse groottes. Bij nader toekijken, valt op dat het rust op voeten van wijnglazen. Het is het soberste werk van de expositie; als ogenschijnlijk tegengewicht heeft de naastliggende installatie echter een visueel grote densiteit en een bovenmatige kleurenrijkdom. Toch zou men kunnen zeggen dat dit derde kunstwerk, dat feitelijk centraal in de zaal staat opgesteld, corresponderend is met het voorgaande want de kern ervan bestaat evenzo uit een rijdend plateau met daarop een witte, natuurlijk aandoende contour – ditmaal lijkend op een uitwaaierende takkenstructuur.

Tinka Pittoors – “Retroactive Continuity” (2012) – Photo (c) Tinka Pittoors

In dit geval werd evenwel een veelheid aan identieke plastic potjes op en rondom deze basis geplaatst. Het ziet er naar uit dat deze containertjes allemaal gevuld zijn met een verschillende kleurvloeistof maar in feite zijn ze leeg: er werd binnenin namelijk een laagje verf aangebracht om de indruk te wekken van volheid. Op de grond staat nog een grote doos gevuld met lege, identieke flessen in groen glas. Zeer vermeldenswaard is tenslotte de toevoeging van twee schilderdoeken die met de rug tegen elkaar zijn vastgemaakt door een spanband en rechtop tegen het rijdend draagvlak leunen; de eigenlijke beeltenis is door deze plaatsing moeilijk zichtbaar.

Een vierde werk werd alweer op identieke wijze opgebouwd, te weten met een rolwagentje waarop enkele objecten werden geschikt en met ook hier een abstracte, driedimensionale figuur in witglanzend materiaal. Het gaat om een nogal dunne, wervelende en spiraalvormige gestalte. Op het basisvlak bevinden zich verder enkele plastieken stukken fruit, willekeurig verspreid op de gele ondergrond.

Tot slot is er nog een vijfde installatie die ietwat aan het zicht is ontrokken doordat het zich verborgen houdt in een relatief eng bemeten hoek achter de metalen trap en de liftschacht van het museum. Een aantal staken met een rood-witte, groen-witte, blauw-witte en effen blauwe beschildering zijn over en op mekaar geschikt tot aan de wanden toe, als ging het om een gigantisch mikadospel. Deze dunne palen worden bij elkaar gehouden door de metalen wielbasis van weer een rolplateau en is her en der bedekt met verfrommelde doorzichtige en roze folie. Aan een kant ligt dan nog grote tuil synthetische palmbladeren en een vreemdsoortige, groene bolvorm. Het werk is zodanig geordend dat een bezoeker ternauwernood de mogelijkheid heeft om er rond te lopen; wel is het eveneens zichtbaar van op de trap en van op de bovenverdieping.

Naast deze vijf ruimtelijke stukken omvat de tentoonstelling nog een werk op papier, een ensemble van drie schilderijen en nog een apart doek. Alle horen zonder twijfel bij de betere, tweedimensionale kunstwerken die Pittoors al maakte. In vergelijking met vorig druk- of schilderwerk, is het wel flagrant dat herkenbare motieven hier afwezig zijn: de beeldentaal is veel abstracter. De kunstenaar gebruikt daarentegen veelvuldig aaneensluitende figuren, spiralen, ketens en elementen in reeksen, net zoals in de belendende installaties. Het coloriet is wel onmiskenbaar haar eigen: met afwisselend felle en zachte tonen, fluotinten en onnatuurlijk aanvoelende kleuren. Het drieluik werd in een aparte manier opgehangen met telkens één bepaalde zijde rakend. Dit werk refereert door de partijen groen, lichtblauw, grijs en zwart op een witte achtergrond en het gebruik van bollen in allerhande kleuren en afmetingen onwillekeurig aan een functionele, aardrijkskundige kaart.

 

Tinka Pittoors – “Retroactive Continuity” (2012) – Photo (c) Tinka Pittoors

Klaarblijkelijk zijn in deze tentoonstelling dus heel wat eigenheden van Pittoors’ oeuvre te zien. Daarbij zorgt precies de hoedanigheid van het eerste werk, zoals eerder beschreven, absoluut voor een zekere terugwerkende continuïteit, omwille van de vele herkenbare onderdelen. Dat de idee van aaneenschakeling ook telkenmale formeel wordt hernomen, verdiept de premisse waarvan de kunstenaar vertrok (en die in de expotitel vervat zit) des te meer. Toch komt het voor alsof zij ook een ander, bijkomend pad inslaat, een slag die reeds was ingezet met enkele werken vroeger dit jaar zoals de installatie in de Naamse kerk van Saint-Loup en in Galerie Le Triangle Blue te Stavelot. Het gaat dan met name om het expliciet behandelen van de relatie tussen tweedimensionale en driedimensionale kunst zonder daarbij tot een hybride vorm te komen maar elk type in haar bijzonderheid te laten.

De indicaties hiervoor komen meer en meer naar boven bij het volgen van een parcours van aan de eigenlijke inkom tot achteraan de zaal bij de trap. Een eerste aanwijzing ligt in enkele betrekkelijk nieuwe, aangewende materialen voor haar installaties die uitdrukkelijk verwijzen naar de schilderspraktijk. Het meest centrale kunstwerk te Eupen getuigt hiervan het meest: er zijn de mengpotjes met de suggestie van verfresidu alsook de twee afgewerkte doeken en de doos vol flessen. Er is niet veel verbeelding voor nodig om hier de restanten van arbeid in het schildersatelier in te zien.

In verband met een andere installatie – deze met de spiraalstructuur en het plastic fruit – bracht de kunstenaar een relevante anekdote op van een gesprek tussen de artistiek directeur van het IKOB Francis Feidler en een bezoeker. De eerste het had over de relatie tussen het werk en de kunst van Cézanne, waarop de gesprekspartner repliceerde met de opmerking dat het voor hem eerder over economie leek te gaan. Beide zienswijzen zijn zeker en vast valabel maar de referentie van Feidler naar de Franse klassieker is in dit opzicht significant. Denkend vanuit een kunsthistorisch perspectief doen vruchten die worden geschikt op een vlak, of dit nu op een schilderdoek of in een sculpturale vorm gebeurt, immers denken aan de traditie van het stilleven.

In beide gevallen worden in zekere zin topoi uit de kunstgeschiedenis benaderd. Het lijkt alsof Pittoors de schilderkunst en bij uitbreiding de traditionele kunst als materie neemt. Conceptueel brengt ze dit ogenschijnlijk onder in haar bekende discours van cultuur (in dit geval de zogenaamd ‘hoge’ versie ervan) versus natuur. De idee van de menselijke manipulatie waarvan zij dikwijls uitgaat, wordt hier gelezen als (een) vormgeving die uiteindelijk kunst wordt in haar persoonlijke dialectiek.

Zoals eerder aangehaald, is het om te besluiten nog opmerkenswaardig dat de recentste tekeningen en schilderijen minder figuratief zijn. Pertinent is echter wel hun composiete, synthetische aard alsook de zin voor herhaling, verbinding en het seriële. Dit bewijst hun blijvende relatie met Pittoors’ sculpturen.

Door een lange periode van geconcentreerd werken aan schilderijen, tekeningen en grafiek, kan het niet anders dat Pittoors dit deel van haar oeuvre langzaamaan anders is gaan benaderen. Ondanks het feit dat deze kunsttypes al wel hun plaats hadden, zijn er kleine accentverschuivingen in de omgang ermee. Dat is wat deze tentoonstelling in Eupen openbaart: het oeuvre zet zich voort, ontwikkelt zich verder maar toont ook dat enkele pistes nog open liggen. Tinka Pittoors heeft nu een stap gezet in een van deze richtingen door de intensifiëring van de aandacht op het tweedimensionale werk, waardoor ook de installaties een nieuwe invloed kregen. Het vraagstuk van de wisselwerking tussen beide facetten van haar werkstuk tot nog toe werd in “Retroactive Continuity” ten gronde geponeerd maar werd, zo blijkt ook, nog niet volledig opgelost. In ieder geval is dit precies omwille van dit zoekende aspect een schitterende expositie, die doet uitkijken naar Pittoors’ toekomstige arbeid.

 

Tinka Pittoors – “Retroactive Continuity” is te zien tot 28 oktober 2012 in het IKOB, Rotenberg 12B, 4700 Eupen (B.).

www.ikob.be
www.tinkapittoors.com

 

 

Publication: “Tinka Pittoors. Symbolic Violence” Monograph

Well I’ve turned nine… And it was great!

Because first and foremost the Popperola birthday party on that silly, extra day February 29th was wonderful! Yes, it was a treat and I would like to thank everyone involved, everyone that lend a helping hand, the people of Club Montreal (Leuven), all the people who showed up to dance and everyone that sent wishes and gave beautiful presents. Last but not least I’d like to show my deep deep deepest gratitude to Raoul Belmans and Stefan Goldmann, who were amazing to have as djs. Okay, I’m almost out of superlatives!

Now, some news on a different front: on February 16th, the first monograph of visual artist Tinka Pittoors was presented in Museum M in Leuven, Belgium. I had the honour to write a large text in the book and was granted the opportunity to edit the whole thing. Tinka Pittoors is a Belgian artist who creates colourful installations, assemblages, sculptures, paintings and drawings that consist of found objects – mostly related to garden decoration and road signalisation – and constructed elements. Last year, I curated an open-air exhibition with new pieces of Tinka in Leuven’s Botanical Garden (check it on my Portfolio pages if you like). From that moment, we discussed the possibility to conceive a book that ‘d give an overview of the artist’s career this far and that would lay out some directions that her oeuvre could possibly take in the future.

The book, which is titled “Tinka Pittoors. Symbolic Violence”, is published by Tinka herself and the graphic design is done by Kim Beirnaert and Pierre Stubbe, two highly talented art book designers who have worked with several important artists and institutions in the past. And I must say in all modesty: it just looks stunningly good!

Details:
“Tinka Pittoors. Symbolic Violence”, 2012
Dutch-English, 96 pages
Essays by: Tom Nys and Dominique Legrand
Excerpts by: Christine Vuegen, Ruth Loos and Jan Van Woensel
Edited by: Tom Nys
Graphic Design: Kim Beirnaert & Pierre Stubbe
ISBN/ EAN: 978-94-6190-768-4

You can find more information about Tinka and her work on www.tinkapittoors.com. Through this website, you can also order the book.

Finally, here are some photos of the book presentation night:

(c) Lotte Veuchelen

(c) Lotte Veuchelen

(c) Lotte Veuchelen

(c) Lotte Veuchelen

© 2025 Popperola

Theme by Anders NorénUp ↑